Annego Strumphler - artikel - Contant betalen



AS

Contant betalen

Inleiding
De digitalisering van het geldverkeer ontwikkelt zich in rap tempo met tal van consequenties voor de wijze van betalen. Overheid en dienstverleners zoals banken, verzekeraars, energieleveranciers en openbare vervoerders gaan steeds meer over op digitale afhandeling van de financiële contacten met klanten via Mijn Overheid en/of OV-passen. Voor veel mensen geen eenvoudige opgave.
Ook de mogelijkheid om contant de dagelijkse boodschappen te doen is beperkt, zeker nu in Corona-tijd de klant om hygiënische redenen dringend werd verzocht digitaal te betalen.

Digitalisering van deze zogenoemde toonbankbetalingen zijn niet alleen voor veel ouderen lastig. Ook voor mensen die juist door de digitalisering het zicht verliezen op hun uitgavenpatroon is dat het geval. Deze mensen krijgen van hulpverleners vaak het advies alleen nog contant de dagelijkse uitgaven te voldoen. Daarnaast zijn er de principiëlen die om privacy redenen en bezwaren tegen inherent onbetrouwbare IT-systemen niet digitaal willen betalen. Dit roept de vraag op of er een recht op contant betalen bestaat waar de Nederlandse consument zich op kan beroepen.

Wat zegt de wet?
Geld dat ter voldoening van een koopovereenkomst wordt betaald moet gangbaar zijn in het land waarin de betaling gebeurt (art. 6:112 BW). Onder gangbaar geld wordt blijkens de Parlementaire Geschiedenis het contante geld verstaan dat wettig betaalmiddel is in het land van uitgifte (Parl. Gesch. Boek 6, p. 458). Het wettig betaalmiddel in Nederland is sinds 1 januari 2002 de euro. Op die datum trad het verdrag in werking dat de invoering van de euro als wettig betaalmiddel in de Europese Unie regelde. Geen wettig betaalmiddel is bijvoorbeeld de bitcoin, die vooralsnog wordt aangemerkt als ruilmiddel (ECLI:NL:RBOVE:2014:2667).
Bij toonbankbetalingen gaat het om koopovereenkomsten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen tussen koper en verkoper. Verbintenissen tot betaling van een geldsom worden voor Nederlanders geregeld in boek 6.1.11 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek (BW).

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat Nederlanders het recht hebben contant te betalen met euromunten en – biljetten. Dit recht is echter niet onvoorwaardelijk. Art. 6:111 BW bepaalt dat een verbintenis tot betaling van een geldsom naar haar nominale bedrag (geldswaarde) moet worden voldaan, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling anders voortvloeit. Deze formulering geeft aan dat hier sprake is van regelend recht: de wet geeft voorrang aan regelingen die partijen onderling overeenkomen. Daarbij kunnen eisen van redelijkheid en billijkheid en gewoonte grenzen stellen aan het recht om contant te betalen. Bovendien staat nergens in de wet dat de verkoper de plicht heeft om het wettig betaalmiddel in contante vorm te accepteren.

Uitsluiting van contant betalen
Scholten – die in 2017 een boek publiceerde over ‘De juridische aspecten van contant geld’ – geeft voorbeelden van beperkingen op het recht van contant afrekenen die gebaseerd kunnen worden op art. 6:111 BW, zolang de uitsluiting niet onredelijk bezwarend is. Bijvoorbeeld: het afronden op vijf cent, het weigeren van 200- en 500-biljetten; het uitsluiten van contante betaling door cards only bedingen (‘alleen pinnen’). Het vraagt niet veel verbeeldingskracht om je voor te stellen dat de ‘regeling, tenzij’ in art. 6:111 BW allerlei uitzonderingen mogelijk maakt op het recht van contant betalen, die ieder voor zich op hun rechtsgeldigheid, redelijkheid en proportionaliteit moeten worden bekeken.

Zo noemt Bierens (NJB 2018/942) de uitsluiting door een aantal gemeenten van de mogelijkheid leges contant te betalen ‘te ver gaan’. Een dergelijke uitsluiting wordt niet gerechtvaardigd door zwaarwegende maatschappelijke belangen. Bovendien heeft de gemeente op lokaal niveau een monopoliepositie en kunnen burgers niet elders, waar ze wel contant kunnen betalen, hun paspoort laten verlengen.

Over uitsluiten van het contant betalen, bestaan volgens Scholten ook op Europees niveau nog vragen. Zo is onduidelijk of bedrijven voor toonbankbetalingen in algemene voorwaarden een cards only beding mogen opnemen, terwijl dit wel gebeurt. De Europese Commissie vindt van niet, maar uiteindelijk is alleen het Europese Hof van Justitie bevoegd om deze vraag te beantwoorden (Scholten, 2017, p. 87 e.v.).

Het beleid
Zolang het Europese Hof van Justitie op dit punt geen richting geeft zal in beginsel ieder voorkomend geval van uitsluiting van de mogelijkheid contant te betalen moeten worden beoordeeld vanuit de nationale i.c. Nederlandse wet, die veel ruimte voor uitzonderingen biedt. Dit betekent dat de overheid vooralsnog via overleg met relevante partijen tot afspraken moet komen over uitzonderingen op contant betalen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, waarin o.a. banken, MKB-NL, Detailhandel-NL, ANBO, Consumenten Bond en Thuiswinkel.org zitting hebben en twee keer per jaar bij elkaar komen onder voorzitterschap van De Nederlandsche Bank, met de Ministers van financiën en Economische zaken als waarnemers.

In dit gezelschap is het standpunt van De Nederlandsche Bank richtinggevend. In haar op 5 juni 2018 verschenen Visie op Betalen 2018-2021 zet DNB uiteen zich in te zetten voor het bevorderen en uitbouwen van veilig elektronisch betalingsverkeer. Daarnaast zegt zij te streven naar het bevorderen van een optimaal functionerende keten voor contant geld waarin algemene acceptatie is gewaarborgd. Dit streven wordt gedeeld door de minister van Financiën, zoals regelmatig blijkt uit antwoorden op Kamervragen. In haar jaarverslag over 2020 herhaalt de centrale bank het standpunt dat het belangrijk is contant geld goed bruikbaar te houden, ‘vooral voor de mensen die niet of moeilijk mee kunnen komen met de toenemende digitalisering en andere betaalinnovaties. Contant geld is bovendien een belangrijk alternatief voor elektronisch betalen aan de kassa bij uitval of pinstoringen. Door de toenemende digitalisering wordt de potentiële impact van een cyberaanval immers steeds groter’ (DNB jaarverslag 2020, p. 28). Het is evenwel de vraag of DNB en de overheid dit streven door kunnen/willen zetten gezien de snelheid waarmee banken en supermarktketens overgaan op digitale afhandeling van betalingen.

Conclusie
De Nederlandse consument heeft het recht om contant te betalen, maar een wettelijk vastgelegde acceptatieplicht bestaat niet. Het beleid van DNB en overheid is gericht op het instandhouden van een goed functionerende keten voor contant geld. De vraag is echter of dit in de praktijk daadwerkelijk toegankelijk blijft. Dus, beste lezer, wanneer je wilt dat de mogelijkheid van contant betalen blijft bestaan, kom dan op voor je recht dat te doen, betaal waar mogelijk contant en wees solidair met al die mensen die daaraan de voorkeur geven. Bovendien voorkom je daarmee fraude.

© annego strumphler, april 2021


Contact

Annego Strumphler, Juridische teksten & Advies

E-mail Privacyverklaring

U kunt mij ook volgen op LinkedIn