Annego Strumphler - artikel - Eigen schuld



AS

Eigen schuld

De gepensioneerde meneer en mevrouw X hebben een en/of rekening bij ABN AMRO. De rekening wordt door mevrouw beheerd. Zij gaat in zee met iemand die zich voordoet als een Amerikaanse militair die haar via haar LinkedIn pagina heeft benaderd. De man krijgt mevrouw zover dat zij hem financieel gaat ‘helpen met leningen’. In 26 overboekingen maakt zij gedurende vijf maanden bedragen over die variëren van 10.000 tot 50.000 euro: in totaal een bedrag van bijna zeven en een halve ton. Hiervoor moet zij ook de andere bankrekeningen van haar en haar man aanspreken. Alle betalingen lopen echter via genoemde en/of rekening. De echtgenoot laat de bankzaken aan zijn vrouw over en controleert haar overschrijvingen niet.

De zaak komt uit, de ‘Amerikaanse militair’ is een oplichter, mevrouw blijkt het geld overgemaakt te hebben naar Ghanese bankrekeningen. De bank blokkeert de rekeningen, het geld is verdwenen. Mevrouw vordert compensatie van de bank die tekort is geschoten in haar zorgplicht omdat zij niet heeft verhinderd dat mevrouw bedrag na bedrag overboekte naar Ghanese rekeningen. Mevrouw stelt dat de bank daar wel toe verplicht was op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

Kort gezegd komt de uitspraak van de rechtbank op het volgende neer. De rechtbank stelt voorop dat de bank inderdaad een bijzondere zorgplicht heeft jegens klanten op grond van haar maatschappelijke functie en de centrale rol die zij vervult in het betalings- en effectenverkeer (r.o. 4.2). In dit geval stuit de vordering van mevrouw echter af op art. 7:542 BW dat uitgaat van de bank als betaaldienstverlener: wanneer er gebruik wordt gemaakt van een unieke identificator (IBAN-nummer) dan wordt de betaalopdracht geacht juist te zijn uitgevoerd. In het geval de unieke identificator niet juist is dan is de betaaldienstverlener niet aansprakelijk voor de uitvoering van de betalingstransactie (r.o. 4.3). De zorgplichten van de bank als betaaldienstverlener zijn beperkter dan die van de bank als adviseur. Weliswaar dient de bank op grond van de Wwft ongebruikelijke transacties te monitoren en te onderzoeken, maar dan moet zij in het specifieke geval wel weet hebben van de ongebruikelijkheid van die transacties (daadwerkelijke wetenschap of subjectief gevaarsbewustzijn; Van den Berg-arrest 2015). Daadwerkelijke wetenschap kan de bank in dit geval niet hebben omdat zij slechts optreedt als betaaldienstverlener, aldus de rechtbank (r.o. 4.4).

Na uitvoerig te zijn ingegaan op de stellingen van eiseres met betrekking tot de anti-witwaswetgeving, concludeert de rechtbank dat mevrouw zelf verantwoordelijk is voor het verlies van het vermogen omdat ‘de oplichting eerst en hoofdzakelijk heeft kunnen slagen door onvoorzichtig en irrationeel handelen van mevrouw’. De gehele vordering van eiseres wordt afgewezen op grond van ‘eigen schuld’ (art. 6:101 BW; Rb Amsterdam, 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2984, r.o. 4.8).

Deze zaak is een voorbeeld van iemand die in de val loopt van een fraudeur, die het slachtoffer onder valse voorwendselen verleidt naar hem/haar geld over te maken. Wanneer de zaak uitkomt en de persoon in kwestie het geld kwijt blijkt te zijn, staat hij/zij met lege handen. De bank kan de aansprakelijkheid verwerpen op grond van art. 7:542 BW e.v.: de klant heeft zelf het initiatief genomen tot de betalingsopdracht en deze doorgevoerd met haar unieke identificator, het IBAN-nummer. De bank als betaaldienstverlener mag op grond van art. 7:544 lid 4 – wanneer is voldaan aan de betalingsvoorwaarden – niet weigeren de betalingsopdracht uit te voeren.

Veel vormen van internetfraude weten volgens het beschreven patroon kleinere of grotere bedragen aan slachtoffers te ontfutselen, zonder dat gedupeerden een juridische grond hebben om hun geld van de bank terug te krijgen. Zie bijvoorbeeld de ‘spoofing-fraude’ waar Kassa recent veel aandacht aan besteedde. Klanten van banken werden gebeld door een zogenaamde medewerker van de bank die zoveel informatie bleek te hebben over de klant en de betreffende rekening, dat hen dat overtuigde van de noodzaak om hun geld tijdelijk naar een ‘veilige’ rekening over te maken (Kassa, 7 en 21 november 2020).

Deze spoofing-fraude laat ook zien dat de methoden die fraudeurs hanteren steeds geraffineerder worden en steeds moeilijker te herkennen zijn als fraude. Juist omdat de fraude in de spoofing-zaak zo moeilijk te herkennen was en om af te zijn van voor de bank mogelijk lastige onderzoeken, zijn de gedupeerden uiteindelijk uit coulance door de betrokken banken gecompenseerd, zij het onder grote druk van benadeelden, politiek en minister.

Dit soort fraude komt steeds vaker voor en de doortraptheid neemt toe (FD 9 april 2021). De vraag rijst in dit verband waar de grenzen liggen van de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer aan het betalingsverkeer. Wordt vervolgd.

© annego strumphler, april 2021


Contact

Annego Strumphler, Juridische teksten & Advies

E-mail Privacyverklaring

U kunt mij ook volgen op LinkedIn